De Boeren in Groningen wisten al in de 17e eeuw bijzonder voordelige afspraken met de landadel te maken over het gebruik van de grond die zij huurden: het zogeheten Groninger beklemrecht. Dat beklemrecht is uniek in Nederland. Bovendien verwierven de boeren het recht van opstrek: al het land dat aanslibde vanuit de zee werd van hen. Boeren legden dijken aan en polderden het nieuwe land samen in, zodat hun grondgebied groeide.
Het beklemrecht hield in dat wat de boeren (ver)bouwden op de grond hun eigendom was en dat er een huur betaald werd die eeuwig durend vast stond terwijl de huur niet kon worden opgezegd door de landeigenaar. De landadel kreeg daardoor steeds minder inkomsten terwijl de boeren rijker werden en de macht overnamen: het werden Herenboeren. Door het beklemrecht durfden zij huizen te bouwen en te investeren in innovaties.
Na de veepest besloten de meeste boeren over te gaan op akkerbouw: graan en aardappelen. De graanprijzen waren heel hoog door de oorlog in de Krim. Het geld stroomde binnen, mede doordat de opbrengsten stegen dankzij beter ploegen. Boer Cornelis Borgman, ging op familiebezoek in Amerika en maakte een flinke rondreis. Op de terugweg bracht hij vanuit New York de Arendploeg mee. Die ploegde het land dieper om terwijl daar minder paardenkracht voor nodig was.
De boeren in Groningen zijn altijd innovatief en vooruitstrevend geweest, ze probeerden samen nieuwe landbouwmethoden uit. Ze deelden de kennis en als iets niet lukte betaalden ze samen het verlies. De grote rijkdom van de Groninger boer is nog altijd te zien aan de vele statige boerderijen. En de namen van vooraanstaande boeren families leven nog voort, zoals Mansholt, Torringa, Clevering, en Dijkhuis.
Direct na de oorlog werd Sicco Mansholt als jongste lid (37 jaar) van het kabinet minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Hij was een van de initiatiefnemers van de Europese markt en werd in 1958 lid van de Europese Commissie.
Groningers gingen in 15e eeuw op hun 12e studeren in Padua en Rome
De rijke Groningers zijn van oudsher vooruitstrevend. Wist je dat ze hun kinderen in de 15e eeuw al heel jong naar universiteiten stuurden in Duitsland, Padua en Rome om daar letteren en rechten te studeren?
Moet je je voorstellen, met een koetsje stuur je je zoon weg naar een ver land en je ziet hem pas jaren later terug. Zo ging Roelf Huusman uit Baflo als twaalfjarige jongen op pad. Hij studeerde in Erfurt, Keulen, Leuven, Pavia en Ferrara. Hij werd de grondlegger van het humanisme in Noord Europa.
Later noemde hij zich Rudolf Agricola, werd beroemd als wetenschapper, organist en dichter. Hij werd op latere leeftijd zelfs naar Rome geroepen om een speech voor de paus te schrijven.