De eerst bekende vermelding van Zoutkamp dateert van de late middeleeuwen (1408). Het wordt dan vermeld als ‘Soltcamp’. Die benaming is op te splitsen in twee delen: een kamp is een omheind stuk land. ‘Solt’ slaat waarschijnlijk op de zoutwinning uit veen dat in aanraking is geweest met zeewater, een procedé dat in de middeleeuwen grootschalig werd toegepast in het Lauwersmeergebied, maar ook elders aan de Noordzee- en Waddenkust. Voorts worden twee ‘heerden’ vermeld: boerderijen. Er was dus bewoning.
De bewoning in de omgeving van Zoutkamp is deels van veel oudere datum. Zo zijn bij Vierhuizen sporen van een nederzetting uit de IJzertijd (ca. 400 vC) gevonden. De wierde Midhalm dateert van de vroege middeleeuwen of mogelijk nog eerder. Vlakbij, in het Lauwersmeergebied, heeft een nederzetting met de naam Maddens gelegen, dat in kerkelijke registers van omstreeks 800 wordt genoemd.
Zoutkamp lag en ligt aan het Reitdiep, dat is de – deels – gekanaliseerde rivier de Hunze, aan de monding van de Lauwerszee. Het was een strategisch gelegen plaats aan de vaar route tussen de grote handelsstad Groningen en de zee. Dat was reden om er omstreeks 1570 een schans, een verdedigingswerk met aarden wallen, aan te leggen. Dit was aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Deze sterkte beheerste de toegang naar de stad Groningen, zoals Oostmahorn aan de overzijde van de Lauwerszee bij de toegang via het Dokkumerdiep naar Dokkum lag.
De schans werd in 1590 definitief op de Spaanjaarden veroverd door de Staatse troepen van Willem Lodewijk. Het was een onderdeel van een groots plan om de stad Groningen, dan nog een groot katholiek bolwerk in Noorden, te isoleren en te veroveren, wat uiteindelijk lukte in 1594. De vesting bleef nog in dienst in het eerste kwart van de 17de eeuw. In 1635 worden er een eerste maal vissers genoemd, die zich in of bij de vestig gevestigd zullen hebben. Ze visten op de Wadden- en Noordzee en voorzagen de stad Groningen en het platteland van zeevis. De riviervisserij op het Reitdiep was aanvankelijk totaal en daarna nog lang voor een groot deel in handen van ‘stadsvissers’ van Groningen.
De 18de eeuw, vooral de tweede helft, was een bloeitijd voor de visserij vanuit Zoutkamp. Ging het in de 17de eeuw nog om een of twee dozijn huizen, in 1800 telde het dorp honderd huizen, die allemaal op grondbezit van de borg Asinga te Ulrum stonden. In de 19de eeuw groeide Zoutkamp verder en ging het Vierhuizen, waar men kerkte, overvleugelen. Het dorp kreeg een eigen school en in 1635 een eigen kerk. Na een moeilijke periode in Bataafs-Franse Tijd (1795-1813) werd Zoutkamp weer het vissersdorp bij uitstek in Groningen.
In de loop van de 19de eeuw ging de zeevisserij langzaam achteruit door sterke concurrentie en stormrampen. Omstreeks 1900 was deze visserij niet meer van betekenis en werd kleine visserij op de Lauwerszee uitgeoefend. In de eerste decennia van de 20ste eeuw was dit vooral de vangst van ‘puf’, kleine garnalen voor de eendenfokkerij of bemesting. Na uitbereiding van de visserij in de jaren ’20, met stoomtrawlers op de Noordzee en uitbreiding van de haven, sloeg de crisis en daarna de Tweede Wereldoorlog hard toe. Na 1945 herstelde de visserij zich. Zoutkamp werd het centrum van de garnalenvisserij en dan voor menselijke consumptie.
Een ingrijpend gebeuren was de afsluiting van de Lauwerszee, in 1969. Daarmee verdween de visserij en ging ‘de ziel’ uit het dorp naar de nieuwe visserijhaven in Lauwersoog. Zoutkamp is echter nog altijd met de zee verbonden, met bedrijven die consumptiegarnalen verwerken en met een visserijmuseum. Het dorp is nu een belangrijk punt voor de (vaar)recreatie.